Orgel en klokken

Het Vierdag orgel in de Hofkerk
Het eerste orgel in deze kerk werd in 1844 gebouwd door Jacobus Armbrost,(Haaksbergen). Dit orgel werd in 1914 verkocht aan de Ger. Kerk in Bunschoten, waar het nu na restauraties als een bijzonder fraai instrument bekend is. De fa. Leichel (Lochem) bouwde daarna in de in Goor gebleven orgelkas een nieuw orgel. (pneumatisch system). Dit orgel was eind zeventiger jaren aan vervanging toe. De Twentse orgelbouwer H.J. Vierdag kreeg de opdracht voor de bouw van het huidige orgel. Wijlen Lambert Erné, organist van de Nicolaikerk in Utrecht, werd de adviseur. Het werd weer een orgel met zuiver mechanische tractuur met een typische directe orgelklank zoals de vroegere barokorgels. De fa. Vierdag, die in die tijd veel opdrachten had, maar alle buiten Twente, zag het als een prestigeopdracht om zich ook in Twente te bewijzen. Voor de orgelkas werd een foto van een Westfaals orgel uit ±1640 als voorbeeld genomen. De materialen van de kas, mechanische onderdelen en het pijpwerk zijn alle van hoge kwaliteit. Naast de eikenhouten kas zijn vele bijzondere houtsoorten gebruikt voor div. onderdelen. Op 17 maart 1970 vond de overdracht van het orgel plaats.

Het orgel heeft de volgende dispositie:

Hoofdwerk

Prestant

Roerfluit

Speelfluit

Octaaf

Octaaf

Mixtuur 4 – 6 sterk

Trompet

8’

8’

4’

4’

2’

 

8’

 

 

Rugwerk

Gedekt

Prestant

Roerfluit

Gemshoorn

Nasard

Sexquialtera 2 sterk

Scherp 4 sterk

Dulciaan

8’

4’

4’

2’

1 1/3’

 

8’

 

 

Pedaal

Bourdon

Prestant

Octaaf

Bazuin

Schalmei

 

16’

8’

4’

16’

4’

Koppelingen

Hoofdwerk –  Pedaal

Rugwerk    –  Pedaal

Hoofdwerk –  Rugwerk

Onderhoud orgel
In de dan volgende jaren is het stemmen en de noodzakelijke zorg uitgevoerd door BAG orgelbouw. In die tijd zijn aan en in de kerk ook uitgebreide werkzaamheden verricht die qua vervuiling niet gunstig zijn voor een orgel. Ook volgde nog een totale vernieuwing / verandering van het interieur in de kerk waarbij de daardoor veranderde akoestiek ongunstig werd voor de orgelklank. Na de ruim 37 jaar was het orgel daarom toe aan een groot onderhoud en een her-intonatie vanwege de upgrade van het interieur van de kerk.

In 2007 is dit uitgevoerd door de fa. I. Boogaard te Rijssen. Daarbij is het orgel praktisch weer in staat van nieuwbouw gebracht. Na reiniging van alle ca. 1400 pijpen zijn die weer opnieuw geïntoneerd. De winddruk is verlaagd d.m.v. een toerenregeling op de windmotor. De eventuele aanpassingen zijn geheel reversibel.

De Groningse organist Sietze de Vries, die hierbij optrad als adviseur, gaf op 16 november 2007 een concert waarmee het orgel officieel weer in gebruik werd genomen. Klanktechnisch is het orgel nu aangepast aan de gewijzigde akoestiek van de kerkzaal. Het heeft nog steeds de kenmerkende heldere en penetrante klank zonder de eerder aanwezige agressiviteit. Het inspirerende instrument is representatief voor de orgelbouw in de 70e jaren.

H.B. Langenkamp
(Januari 2008)

Hemony Klokken uit 1641
Joost van den Vondel dichtte in 1661 Op het klokmusyk t’Amsterdam:
Ik verhef mijn’ toon in ’t zingen
Aen den Aemstel en het Y,
Op den geest van HEMONY,
D’Eeuwige eer van Loteringen,
Die ’t gehoor verlekkren kon
Op zijn klokspijs, en zijn nooten, (1)
Ons zo kunstrijk toegegoten,
’t Lust ons op de klokketon,
(2)
Om doorluchte torentranssen (3)
Enen klokkedans te danssen.

(1) klokspijs: woordspeling van de technische term, het metaalmengsel waarmee de klok gegoten wordt, en de geestelijke spijs, het genot dat de klokmuziek verschaft.
(2) Op het uur en het halve uur (en elders ook het kwartier) bracht de klokketon het carillon en de luidklokken in beweging
(3) doorluchte: waar de lucht doorheen speelt.

Sinds de 17e eeuw klonk uit vele tientallen torens het geluid van de prachtige carillons van de belangrijkste klokkengieters ooit in de geschiedenis van de beiaardkunst: François Hemony (1609-16670) en zijn broer Pieter Hemony(1619-1680) uit Lévecourt, (Lotharingen). Wat heeft Goor daar nu mee van doen? Wel, de beide broers kwamen in 1641 naar Goor om voor de Goorse kerk (thans Hofkerk) de klokken te gieten. Via de in Goor wonende familie Sprakel, bouwers van onder meer torenuurwerken, kreeg François van de stad Zutphen de opdracht voor het gieten van een beiaard voor de Wijnhuis-toren. Mede door hun contacten met de Utrechtse stadsbeiaardier jonkheer Jacob van Eyck (c. 1590-1657) wisten ze als enigen voor het eerst een zuiver gestemde beiaard te gieten. François vestigde zich dan in Zutphen (1644) en later in Amsterdam (1657). De carillons voor de meeste, en zeker de grote steden in vooral Holland en Vlaanderen zijn in die tijd door hen gegoten. Het gieten van de klokken in Goor gebeurde in een vorm die in een kuil in de grond werd gemaakt. De naam ‘’Klokkenkamp’’ herinnert daar nog aan. Van de klokken in onze toren – een driegelui – zijn nog twee klokken aanwezig en een replica van de derde, (fa. Eijsbouts) die scheurde. Enige jaren geleden is een der oude klokken gerepareerd.

● De grootste klok met een doorsnede van 147 cm weegt 1920 kg. Het opschrift luidt:
Verbus Domini Manet in Aeternum (Het woord des Heren blijft in eeuwigheid). Roloff Waninck ende Johan Hoefslch Kerkmeisters Anno MDCXLI (1641) En het Goorse gemeentewapen. En ook: Francis en Petr. Hemony Me facit (Francis en Petr. Hemony hebben me gemaakt.)

● De andere klok, diam. 130 cm, 1540 kg., heeft een opschrift:
Vivos ad Templum Convoce Mortuos Sepeliendos Proclame (Ik roep de levenden ter kerke en roep de doden op ter begrafenis) Tono Patmanus Pastor Ano MDCXLI . Op de rand nog: Rotger Brugginck en Herman Wessels kerkmeesters.

● Op de derde klok – diameter 115 cm. , 950 kg. – is te lezen:
Si Deus Pro Nobis Quis Contra Nos (Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn).

De 3 klokken zijn in 1943 door de Duitsers gevorderd en afgevoerd naar Meppel, maar wonderwel na de oorlog weer in Goor terug gekomen.

● De vierde en oudste klok, een veel kleinere, een z.g. luidklokje (ten onrechte? Angelusklokje) is in een speciale klokkenstoel , buiten de toren aangebracht. De diameter van deze klok bedraagt 58 cm, gewicht 121 kg. en is gegoten in 1610 door A. van de Put. Deze klok is eveneens tijdens de oorlog door de Duitsers gevorderd en afgevoerd naar Dalfsen maar ook weer terug gekomen waar het hoorde: in onze toren.

Melchior Fokkens schreef (Amsterdam 1662):
“Wie sou dit soet geluyt der nieuw gegoten klokken Van over hondert mijl niet herwaarts konnen lokken”
Sinds 1641 zijn er dat velen geweest.

Bovenstaande is ontleend aan het boek ‘’Beiaardkunst in de lage landen’’ van André Lehr en uit gegevens van wijlen ds. W.J. Fournier. (uit de krantenserie bandijk verhalen uit het Twentse Haagje)

H.B. Langenkamp
(Januari 2008)